Sturen op Kwaliteit in zorgnetwerken

Netwerken binnen hoofd-halsoncologie (HHO) en lever-, alvleesklier- en galwegoncologie (HPB) werken vanuit het NFU-programma Sturen op Kwaliteit met alléén kwaliteitsindicatoren die er écht toe doen.

Welke cijfers hebben zorgprofessionals écht nodig om inzicht te krijgen in de kwaliteit van hun zorg? En welke kwaliteitsinformatie hebben zorgbestuurders nodig om goed te kunnen sturen op kwaliteit? “Kwaliteitsindicatoren moeten weer terug naar de bedoeling: het verbeteren van de kwaliteit van de patiëntenzorg”, zegt prof. dr. Martine de Bruijne, professor Public Health Amsterdam UMC. “We hebben een beperkte selectie van indicatoren nodig die aansluit bij de praktijk van de professionals.” Zeker in vakgebieden met hoogcomplexe zorg, landelijke volumenormen en multidisciplinaire ketens is behoefte aan een eenvoudige set van kwaliteitsindicatoren die betekenisvolle informatie geven om de eigen zorg te verbeteren en deze te vergelijken met andere ziekenhuizen. En om het gesprek met bestuurders meer zorginhoudelijke diepgang te geven.

Acht hoofd-halsoncologiecentra (HHOC’s) en hun zes partnerziekenhuizen, en vijf hepato-pancreato-biliaire (HPB)-centra met circa vijftien omliggende ziekenhuizen in Noordoost-Nederland pakten de handschoen op in het programma Sturen op Kwaliteit van het NFU-consortium Kwaliteit van Zorg. De HHOC’s richtten een datasysteem in waarin via 39 indicatoren kwaliteitsinformatie van de ketenzorg werd verzameld. Om dit werkbaar te maken, stelden het Radboudumc en Rijnstate een compacte set ketenindicatoren samen.

De beste zorg door van elkaar te leren
HPB-centra en omliggende ziekenhuizen in Noordoost-Nederland richtten in 2012 het Managed Clinical Network (MCN) op. Vanuit dit netwerk vulden ze een gemeenschappelijke database met beschikbare proces- en behandelresultaten. Hiermee zijn resultaten met elkaar te vergelijken en per behandelcentrum verbeterpunten op te sporen. “Zo kunnen we binnen ons netwerk van elkaar leren en bijvoorbeeld ongeplande heropnames voorkomen”, zegt prof. dr. Joost Klaasse, chirurg UMCG.
Ing. Patrick Veldhuis, adviseur IKNL geeft een ander voorbeeld: “We streven ernaar alle oncologische HPB-patiënten binnen ons netwerk te bespreken in een gezamenlijk multidisciplinair overleg. Hierbij is altijd een leverchirurg aanwezig, omdat alleen die kan bepalen of bij leverkanker nog een operatie mogelijk is. Anders worden patiënten gemist die wel behandeld hadden kunnen worden. Het laat zien hoe samenwerken de kwaliteit van de zorg voor onze patiënten verhoogt.”

Dokters in de lead
In november wisselden zorgprofessionals uit verschillende netwerken ervaringen uit in Utrecht. Een probleem is bijvoorbeeld het uniform inrichten van een dashboard. Multidisciplinaire ketens zijn ingewikkeld en niet elk ziekenhuis werkt met hetzelfde digitale systeem, wat monitoren en vergelijken van zorg bemoeilijkt. Prof. dr. Thijs Merkx, chirurg mond-, kaak- en aangezichtsoncologie Radboudumc en voorzitter van de Nederlandse Werkgroep HoofdHals Tumoren: “We willen niet meer registreren dan nodig, maar elkaar wel helpen multidisciplinaire hoogcomplexe, laagfrequente zorg te monitoren en verbeteren: dus gebruikmaken van bestaande informatie en éénmaal en goed registreren aan de bron.” Maar hoe richt je dan je elektronisch patiëntendossier in? Is dit alleen een zaak voor ict’ers? Zorgprofessionals weten welke gegevens inhoudelijk belangrijk zijn en moeten bij het inrichten van het EPD nauw worden betrokken. Vanaf januari 2019 kunnen zorgprofessionals HHO in het Radboudumc hun gegevens in een dashboard realtime zien door een uniforme discrete registratie.

Toolbox
Via de toolbox van het programma Sturen op Kwaliteit kunnen ook andere ziekenhuizen profiteren van de kennis die door deze pioniers is opgedaan.